ERASMUS EN JEROEN BOSCH

Gerard de Kleijn

INHOUD

  1. Erasmus en Jeroen Bosch
  2. De Hooiwagen
  3. Lof der Zotheid
  4. Ensor en Rushdie
  5. Jheronimus, Hier en nu
  6. Erasmus, Hier en nu
  7. HieronymusGeraadpleegde literatuur en Afbeeldingen


Lezing in Jheronimus Bosch Art Center
5 oktober 2024

HOOFDSTUK 1

ERASMUS EN JEROEN BOSCH

1.1 IN DEZELFDE BUURT

Toen Erasmus als puber in Den Bosch arriveerde, in de tweede helft van de 15e eeuw, was Den Bosch een handelsstad. De stad telde ongeveer 15.000 inwoners en stond bekend om de vele kerken en kloosters. Erasmus ging er tegen zijn zin heen. Hij had net beide ouders verloren aan de pest, zijn moeder in Deventer, zijn vader in Gouda. Alleen op de wereld. Hij had nog wel een oudere broer, maar die bekommerde zich niet om hem. Hij werd naar Den Bosch gestuurd door zijn voogd, kende er niemand en miste behalve zijn moeder ook zijn leermeester uit Deventer, Alexander Hegius. Hij had heimwee. Zijn nieuwe school in Den Bosch had geen docenten tegen wie hij op kon kijken en van wie hij kon leren. Later noemde hij zijn schooltijd in Den Bosch ‘verspilde tijd’. Hij was hoogbegaafd, maar dat werd in Den Bosch niet onderkend. Zijn enige aanknopingspunt in Den Bosch was de beweging van de zogenaamde Moderne Devotie. Die beweging had hij in Deventer leren kennen. De persoonlijke geloofsleer van de Moderne Devotie sprak hem aan. Het ging bij de Moderne Devotie vooral om een christelijke levensstijl, een houding, een mentaliteit. Het ging niet om geloofsartikelen, om rituelen, om de uiterlijkheid van het geloof, om de institutie. Zijn internaat in Den Bosch stond vlak in de buurt van het huis van de Moderne Devoten, een soort dépendance van de vestiging van Geert Grote uit Deventer. En wie ontmoette hij daar? Jheronimus Bosch, de toen al beroemde schilder, die ook betrokken was bij de beweging van de Moderne Devotie.
Jheronimus was een jaar of 35 toen Erasmus in de stad kwam wonen, rond 1485. Een gevestigd kunstenaar, getrouwd met een rijke vrouw, iemand met een positie in de stad en in de kerk. Joen, zoals hij door vrienden genoemd werd, had op dat moment al een geheel eigen beeldtaal ontwikkeld, afwijkend van alles wat tot dan toe in de schilderkunst gecreëerd was.

1.2 OVEREENKOMSTEN

Afbeelding 1. Marc Mulders; Erasmusraam, 2016

Jeroen Bosch en Erasmus woonden enkele jaren bij elkaar in de buurt in het centrum van Den Bosch. Christus was hun grote voorbeeld. Voor Jeroen Bosch was Christus vooral de man die voor de mensheid geleden heeft. Voor Erasmus was het vooral de zachtmoedige Christusfiguur. En er zijn nog meer overeenkomsten tussen deze twee mannen.
Beiden zijn ze eigenzinnig, gaan hun eigen weg, slikken niks voor zoete koek, kunnen scherp zijn. Jheronimus gaf zichzelf een eigen naam: ’Bosch’, waarmee hij zeggen wilde: ik kom uit Den Bosch, dus niet uit Aken, zoals de achternaam van zijn vader luidde. En Erasmus noemde zichzelf: ’Desiderius’, de ‘gewenste’, wat wel geestig is voor een ongeplande bastaardzoon.
Beiden hebben geen school gemaakt, hadden geen leerlingen, ook geen nageslacht. Ze waren in zekere zin uniek in hun tijd. Eenlingen. Ze konden allebei goed leren, doorliepen de Latijnse School en hadden dezelfde leerboeken.
Beiden leerden Latijn met het oefenen van spreekwoorden. In de beeldtaal van Jeroen Bosch zie je dat terug en later heeft Erasmus een dik spreekwoordenboek uitgegeven, met spreekwoorden uit de gehele westerse literatuur. Adagia.
Er zijn nog meer overeenkomsten. Behalve dat ze beiden kinderloos zijn gebleven, valt ook op dat ze beiden in hun tijd al internationale erkenning ondervonden. De schilderijen van Jeroen Bosch vonden gretig aftrek aan de hoven van Frankrijk, Italië, Spanje. En de boeken van Erasmus werden in heel Europa gedrukt, gelezen en becommentarieerd. Beiden waren al bij leven beroemd. Philips de Schone, hertog van Bourgondië, was één van de opdrachtgevers van Jheronimus Bosch. Ook Erasmus ging om met de groten der aarde en correspondeerde met de Paus in Rome.

1.3 VERSCHILLEN

Afbeelding 2. Marc Mulders; Het laatste oordeel, 2006

Behalve de overeenkomsten tussen Jeroen Bosch en Erasmus zijn er ook enige opmerkelijke verschillen, als je naar hun opvattingen en levensloop kijkt. Jeroen Bosch was gehecht aan zijn stad, woonde en werkte zijn hele leven aan hetzelfde plein in het centrum. Erasmus zwierf door Europa, voelde zich overal thuis, onderhield een uitgebreid netwerk aan vrienden en logeeradressen. Jeroen Bosch was meer van ‘huisje, boompje, beestje’, al zou je dat uit zijn schilderijen niet gauw afleiden. Erasmus was een man van ‘zonder vaste woon- of verblijfplaats’. Hij kon zich overal thuis voelen, als hij maar boeken om te studeren om zich heen had of aan tafel met goede vrienden kon debatteren en rode wijn drinken.
En nog een heel groot verschil. In het werk van Jeroen Bosch komen de duivel en de hel veelvuldig voor. Hij waarschuwde voor de verlokkingen van de duivel en hij schilderde het vuur in de hel als een afschrikwekkend toekomstbeeld voor zondaars. Dat was in overeenstemming met de toenmalige officiële geloofsleer. Bij Erasmus kom je de duivel niet tegen en de hel ook niet.
In de glas-in-lood ramen van Marc Mulders in de Kathedraal van Den Bosch en de Sint Janskerk in Gouda kom je dat verschil in wereldbeeld tussen Jeroen Bosch en Erasmus ook tegen. Het kunstwerk in Den Bosch is opgebouwd uit de driedeling van hemel, vagevuur en hel, terwijl in de stad van Erasmus de hel ontbreekt. “Ik ben een wereldburger” staat er rechtsonder in het glas gegraveerd.

1.4 BEINVLOEDING

Afbeelding 3. Jeroen Bosch; Ecce homo, 1487

Toen Erasmus rond 1485 in Den Bosch aankwam, had Jheronimus Bosch al een gevestigde naam en was Erasmus zelf nog onbekend. Welke schilderingen heeft Erasmus van Jeroen Bosch gezien? Jheronimus Bosch signeerde zijn werken wel, maar dateerde ze niet. Daarom blijft het een beetje gokken welke van zijn werken al voor 1487 geproduceerd zijn, het jaar dat Erasmus weer vertrok uit de stad. Algemeen nemen de geleerden aan dat het schilderij Ecce Homo een authentiek jeugdwerk van Jeroen Bosch is.
Erasmus kan het werk gezien hebben in het atelier van Bosch, vlakbij zijn school. Opvallend, en dat zal Erasmus hebben aangesproken, dat het bijbels schilderij door Bosch is voorzien van teksten, een soort stripverhaal. Ecce Homo, zegt Pilatus, die voor deze gelegenheid door Bosch is uitgebeeld met een Oosterse tulband. Crucifige Eum, krijst de menigte, ‘Kruisigt hem’. Sommige mannen hebben een haakneus; zo wordt het een spotprent voor joden. Salve nos, Christe redemptor, ‘Red ons, Christus Verlosser’, roepen de mannelijke schenkers linksonder; ze zijn in de loop der eeuwen vervaagd of ooit overgeschilderd. Op de toren in de verte hangt de Turkse vlag, veelbetekenend. In de dagen van Bosch en Erasmus werden de Turken beschouwd als de grote bedreiging van het christendom. Dat is ook nog een overeenkomst tussen Bosch en Erasmus, ze reageerden op de grote politieke problemen en bedreigingen van hun tijd.

Wat Jeroen Bosch van Erasmus gelezen heeft, weten we niet. We weten wel dat hij een belezen, erudiet man was. Gezien zijn voorliefde voor metaforen en spreekwoorden, kan het heel goed zijn dat een eerste versie van Adagia van Erasmus op zijn nachtkastje lag. En misschien heeft hij ook het spotschrift van Erasmus wel gelezen over Paus Julius; de tekst zal hem aangesproken hebben. De ondertitel van dat boekje luidt Hoe Paus Julius II bij de hemelpoort aanklopt maar door Petrus niet wordt binnengelaten. Beide mannen hekelden de hebzucht, het machtsvertoon en corruptie in de RK kerk. Het pamflet van Erasmus was zo kritisch dat hij het anoniem uitgaf, waardoor het nog meer circuleerde en gniffelend gelezen werd in alle hoger opgeleide kringen in Europa. Dat was bij de dood van Julius II in 1513. Drie jaar later overleed Jeroen Bosch, net na het voltooien van zijn Hooiwagen.

HOOFDSTUK 2

DE HOOIWAGEN

De Hooiwagen van Jeroen Bosch (1516) en Lof der Zotheid (1511) van Erasmus zijn sleutelstukken uit beider oeuvre. Beide kunstwerken zitten vol grappen, leveren ongezouten kritiek op misstanden in kerk en maatschappij, spreken tot op de dag van vandaag tot de verbeelding, al zijn ze meer dan vijfhonderd jaar geleden gemaakt.

Het drieluik bestaat uit vier schilderingen:

  1. De marskramer
  2. De zondeval
  3. De Hooiwagen
  4. De hel

Waarschijnlijk schilderde Jeroen Bosch het drieluik met De Hooiwagen op eigen initiatief, niet in opdracht. Het onderwerp viel volledig buiten de bestaande iconografie; het verhaal was niet ontleend aan de bijbel of aan de historie. Een crazy onderwerp, niet fotogeniek. Niemand voor of na Bosch heeft een hooiwagen tot hoofdobject van een schilderij gemaakt. De kunstgeschiedenis staat bol van koeien en paarden, heiligen en vorsten, landschappen en zeegezichten, bloemstillevens en rotspartijen; een hooiwagen? Daar is er maar één van.

2.1 DE MARSKRAMER

Afbeelding 4. Jeroen Bosch; De Marskramer, 1516

Een drieluik was bedoeld om te plaatsen in kerk of klooster, een middenpaneel met de hoofdvoorstelling en twee zijluiken. Doorgaans waren die zijluiken gesloten, en werd het middenpaneel alleen op feestdagen getoond; de moraal van het verhaal. Op andere dagen was alleen de buitenkant van de gesloten zijluiken te zien. Die buitenkant was dus gedurende het jaar de zichtkant. En op die buitenkant schilderde Bosch een marskramer, een arme sloeber met een gat in zijn broek. Kerkgangers zouden dus elke zondag deze landloper zien. Hij had een bekend gezicht. Zou het Jheronimus zelf zijn?
De gelijkenis is opvallend. Wat betekent dat dan? Het drieluik hangt in het Prado in Madrid. In Spanje is Jeroen Bosch buitengewoon populair, men beschouwt hem als Spanjaard. In de Sint Jan van Den Bosch heeft het drieluik, voor zover bekend, nooit gehangen. Over de betekenis van het werk is de afgelopen eeuwen veel gespeculeerd. We zien een marskramer op het smalle pad dat naar de hemel leidt. Hij houdt een stok in zijn hand, zijn houvast, zijn geloof. De marskramer wordt aangevallen door een hellehond met een spijkerhalsband om; die duivelse hond houdt hij met de stok van zich af. Hij laat zich niet afleiden en bang maken door de taferelen om hem heen. Een criminele bende, een dood paard, een dansfeest waarbij een monnik op een doedelzak blaast. Niets houdt de man met de grijze stoppelbaard en de wakkere ogen af van zijn route. Ook de galg in de verte niet. Wat draagt de marskramer op zijn rug? Wat heeft hij in zijn mars? Geen koopwaar waarschijnlijk, maar zijn zonden. Zijn doel is niet om rijk te worden, maar om het Rijk Gods te vinden, vergiffenis te vragen voor zijn zonden.
Jeroen Bosch, ingezetene van Den Bosch, poseert hier dus als iemand die kiest voor het smalle pad en niet voor het snelle geld, geheel in overeenstemming met de leer van de Moderne Devotie uit zijn tijd.

2.2 DE ZONDEVAL

Op een christelijke feestdag klapte de koster van de kerk het drieluik open, verdween de Marskramer naar de achterkant en kwamen er drie schilderwerken tevoorschijn. Links de Zondeval. Bovenin troont God in de wolken. Zoals het in het Oude Testament beschreven staat, schept Hij de vrouw uit de zijde van de slapende Adam in het paradijs. Ze kunnen hun goddelijke gang gaan, behalve één verbod. De vruchten van de boom van de kennis van goed en kwaad zijn verboden. Toch wordt het paradijslijk paar verleid door de duivel, verkleed als slang, om een appel van de boom te eten. Dat leidt tot uitzetting uit het paradijs. Een engel met zwaard verjaagt hen. Schaamtevol en naakt is de blik van Eva nu gericht op het middenpaneel. De wereld is een schouwtoneel, waar de duivel vrij spel heeft.

2.3 DE HOOIWAGEN

Afbeelding 5. Jeroen Bosch; De Hooiwagen, 1516

Op het paneel in het midden heft Jezus in de hemel zijn handen wanhopig omhoog. Jezus toont zijn wonden, hij is voor de mensheid gestorven. Niemand ziet hem, hij is niet in beeld op aarde. Alleen één engel op het hooi kijkt op naar Jezus. Verder wordt er gevreeën en gezongen bovenop het hooi, waarbij de blauwe duivel op zijn snuitfluit blaast. Allemaal wellust. Rond de hooiwagen gaan de boeren, burgers, nonnen en monniken rollebollend over de grond. Het krioelt er van de mensen. Bosch heeft ontelbaar veel personages geschilderd, allemaal lijken ze bevangen door hebzucht. Ze vechten om een plukje hooi te bemachtigen, grijpen elkaar bij de strot, snijden een keel door of worden vermorzeld onder de wielen van de hooiwagen. Links rijden de Paus en de Keizer te paard met de optocht mee. Niemand lijkt door te hebben dat de hooiwagen wordt voortgetrokken door een stel wonderlijke duivels en angstaanjagende beesten. Ze trekken de hoog opgeladen hooiwagen regelrecht naar de verdoemenis. Middenin het beeld een grote massa goudgeel hooi. Esthetisch wonderlijk, kunsthistorisch niet eerder vertoond. Hooi is van weinig waarde, als je het beetpakt verkruimelt het. Toch wordt er om gevochten. De omstanders zijn blind van hebzucht, trekken met haken en vorken aan het hooi om iets van generlei waarde te bemachtigen. Bevangen door waanzin. Massapsychose. Hysterie.
Onderin het schilderij, zien we nog enkele andere taferelen. Links onder een valse bedelaar met een hoge hoed; in het midden een kwakzalver die zich in hooi laat uitbetalen. Rechts een dikke monnik die hooi laat verzamelen door zijn nonnen. De hele middeleeuwse economie is aan de orde. In de tijd van Bosch was een gangbare uitdrukking ‘met iemand de hooiwagen rijden’, dat wil zeggen: iemand bespotten. Dat doet Bosch in dit schilderij. Hij bespot zijn medeburgers, de autoriteiten en de kerk die allemaal achter het aardse goed aan lopen. De ondeugden van hebzucht, woede, afgunst, wellust en gulzigheid worden door Bosch op een surrealistische manier carnavalesk ontmaskerd.

2.4 DE HEL

Op het rechterluik is de bestemming van De Hooiwagen afgebeeld: de hel. Hier worden de hebzucht, de gulzigheid en de hovaardij bestraft.
Duivelse metselaars en bouwvakkers zijn een toren aan het bouwen, zodat elke zondaar voorgoed kan worden opgesloten. Zo verbeeldt Jeroen Bosch de levensloop van de mens van links naar rechts. Adam en Eva worden naakt uit het Paradijs verdreven, bedekken zich uit schaamte en maken zich op aarde schuldig aan alles wat door God verboden is, en moeten nu in de hel weer naakt hun eeuwige straf ondergaan. Ze worden gefolterd, betast en verkracht door duivelse beesten, glibberige platvissen en besnavelde vogels. Het hellevuur brandt gretig.
Bosch beschouwt hebzucht en dwaasheid als een bijna onuitroeibaar menselijk gegeven, waar ook de beruchte Borgia-paus Alexander VI te paard zich ongegeneerd aan overgeeft. Slechts een enkeling kan zich onttrekken aan de massahysterie. Dat is de marskramer die na de feestdagen weer te zien is als voorbeeld voor een christelijke levenswandel.

Hoe De Hooiwagen uiteindelijk in Madrid is aangekomen, weten we niet. Erasmus zal het drieluik nooit gezien hebben, al had hij zich kunnen identificeren met de marskramer, met in zijn geval een voorraad boeken op zijn rug.
Waar Jeroen Bosch in zijn Hooiwagen de dwaasheid te kakken zet, schrijft Erasmus juist een ode op dwaasheid. Het klinkt diametraal anders, maar de teneur is hetzelfde. Bosch maakt er een allegorie van, Erasmus een satire.

HOOFDSTUK 3

LOF DER ZOTHEID

Afbeelding 6. Emo Verkerk; Erasmus spot, 2015

De schilderijen van Jeroen Bosch en de geschriften van Erasmus ontstaan in een bijzonder onrustige tijd, ruim vijfhonderd jaar geleden. Een tijd van oorlogen in Europa, een tijd van pestepidemieën en een tijd van godsdiensttwisten en polarisatie.
Burgeroorlogen tussen de Hoeken en de Kabeljauwen, de Spanjaarden versus de Nederlanders, de Engelsen versus de Fransen, de Turkse oorlogsdreiging vanuit het Zuidoosten. En dan de pest die dodelijk rondwaarde in die jaren. Jeroen Bosch stierf aan de gevolgen van de pest, net als beide ouders van Erasmus. Erasmus zelf was er doodsbang voor en vluchtte altijd ver weg als het gerucht van een pestepidemie zijn tijdelijke woonplaats naderde. Het is een van de verklaringen voor zijn reislust. Behalve die oorlogen en de pest, was er dan ook nog de toenemende religiekritiek binnen de Rooms-Katholieke Kerk, de opkomst van allerlei sektarische bewegingen, de Reformatie, de opstand van Maarten Luther, de brandstapels, de inquisitie, de afscheiding van de Anglicaanse kerk, de doodsstraf voor Thomas More, schrijver van Utopia en boezemvriend van Erasmus.

Erasmus reageert met een niet aflatende stroom brieven en publicaties op deze onrust. Hij ontpopt zich als een pleitbezorger van de Vrede, wordt een pacifist die pas in het uiterste geval een oorlog uit verdediging kan goedkeuren.
Een oneervolle vrede vindt hij nog altijd beter dan de voortzetting van het geweld, de plunderingen, de verkrachtingen, de slachtpartijen. Net als de twintig jaar oudere Jeroen Bosch blijft Erasmus ondanks alles lid van de Rooms-Katholieke Kerk, gaat niet mee met de afsplitsing van Luther, maar volhardt wel in zijn kritiek. Zijn kritiek is wetenschappelijk, theologisch, filologisch, polemisch en ethisch onderbouwd. Maar het meest effectieve wapen dat hij inzet is de satire. Zijn Lof der Zotheid uit 1511 is een onwaarschijnlijk grappige en scherpe aanval op het hele establishment, op de elite, op het systeem, op de macht van het Kapitaal. Tot op de dag van vandaag wordt zijn Lof herdrukt. De eerste versies waren uiteraard in het Latijn. In 1560 verscheen de eerste vertaling in het Nederlands. Er zouden nog vele vertalingen volgen.

Tijdens zijn tocht over de Alpen van Rome naar London, hobbelend op een klein paard, zou de eerste inval voor Lof der Zotheid bij Erasmus zijn opgekomen. Omdat hij na aankomst op zijn logeeradres bij Thomas More weer last kreeg van zijn nierstenen en niet serieus kon werken, heeft hij Lof uitgeschreven in zeven dagen. Aldus Erasmus zelf. Hij stelt het boekje met opzet voor als een niemendalletje. Hij laat Vrouwe Dwaasheid aan het woord, zodat hij zelf niet beschuldigd kan worden van majesteitsschennis en godslastering en wat dies meer zij. Hij schreef het als een soort theaterscript, een eenakter. Misschien heeft hij het zelf wel opgevoerd tussen de schuifdeuren bij de familie More. Vrouwe Dwaasheid komt op in de eerste acte en de openingszin van haar monoloog luidt dan: “Wat ze ook over mij mogen zeggen, ik ben het en ik alleen die goden en mensen vrolijk maakt.”
Vervolgens gaat Vrouwe Dwaasheid los. Niemand wordt gespaard. Zeelieden, oorlogsbazen, pelgrims, edellieden, schoolmeesters, juristen, schrijvers, filosofen, theologen, vorsten, pausen. Ze komen allen uit hun moeders buik, ontsproten aan de zotheden van hun ouders. Want wat is er zottiger dan in extase de liefde bedrijven? Welke oorlog kan er worden gewonnen zonder de heldenmoed van dwazen? Wat is er dwazer dan kaarsjes te branden voor een heiligenbeeld of een aflaat te kopen? Zo gaat Vrouwe Dwaasheid maar door. Erasmus, excuus: Vrouwe Dwaasheid schetst het leven als een schouwtoneel, een schijnvertoning. Zoiets als de Hooiwagen, waarbij iedereen verdwaasd achter het geld aanjaagt. Logisch, want Vrouwe Dwaasheid is een kind van het samenzijn van vader Kapitaal en moeder Wellust. Het geluk is met de domme. Zelfs een ezel krijgt nog eerder een kerkelijk ambt dan een wijze. Bisschoppen zijn gewetenloze geldwolven, dat is algemeen bekend.
En als het publiek dan niet meer bijkomt van het lachen om al deze spot en satire, dan komt de moraal op het eind. Christus hield immers meer van simpele zielen dan van Schriftgeleerden, verzekert Vrouwe Dwaasheid. Meer van lammetjes dan van leeuwen. Wel beschouwd loopt er een regelrechte lijn van Geert Grote naar het slot van Lof der Zotheid. En dan toch om niet te serieus te eindigen, als uitsmijter: Plaudite, vivite, bibite, Klap in je handen, geniet van het leven en zet het op een zuipen. De gebruikelijke afscheidsgroet in het theater.
Het is een meesterwerk, Lof der Zotheid. Volgens zijn biograaf Johan Huizinga verreweg ‘zijn beste werk’. Het heeft de tand des tijds doorstaan.

Qua mentaliteit sluiten Lof der Zotheid en De Hooiwagen zeer op elkaar aan. In beide kunstwerken wordt het leven voorgesteld als een schouwtoneel. Het opgetaste hooi is het geld, het kapitaal; door iedereen nagejaagd, hoe die zich ook vermomt als pelgrim, kwakzalver, monnik, vorst of paus. Machthebbers houden niet van satire. Dat geldt voor Poetin, dat geldt voor Trump. Geen gevoel voor humor. Geen greintje zelfspot.
Lof der Zotheid werd een tijd gedoogd, toen het alleen nog in het Latijn te lezen was. Maar in 1559 zette de Paus Lof der Zotheid op de Index van verboden boeken. Tevergeefs. Voor velen gold dat juist als een aansporing om het boek dat intussen de status had van ‘het gouden boekje’, te lezen, door te geven, en aan te schaffen. De Lof is inmiddels vertaald in tientallen talen, wordt gelezen op alle continenten. Miljoenen mensen over de hele wereld kennen Erasmus, niet alleen van de Erasmusbeurs voor studenten, maar vooral ook van zijn Lof der Zotheid.
Laus Stultitiae in het Latijn; Lob der Torheit in het Duits; Praise of Folly in het Engels; Elogio della Folia in het Italiaans; Alabanza de la Locura in het Spaans; Elogio da Loucura in het Portugees; Zanmēi yúchún in het Chinees.

HOOFDSTUK 4

ENSOR EN RUSHDIE

4.1 JAMES ENSOR

Afbeelding 7. James Ensor; De intocht van Jezus Christus in Brussel, 1889

Wie kunnen in artistieke en maatschappelijke zin beschouwd worden als de erfgenamen van Jeroen Bosch en Erasmus? De beeldtaal van Jeroen Bosch met zijn Tuin der Lusten en Het Narrenschip was uniek in zijn tijd en is uniek gebleven. Zijn werk werd wel gekopieerd en vervalst. Pieter Breughel was een goede navolger en de surrealist Salvador Dalí wordt meestal genoemd als zijn erfgenaam, vierhonderd jaar na Bosch. En het klopt dat Salvador Dalí het werk van Jeroen Bosch goed heeft bestudeerd. Zijn fantasievolle, droomachtige werk doet inderdaad aan dat van Jeroen Bosch denken. Inhoudelijk is er echter nauwelijks een verband. Het werk van Bosch is veel gelaagder dan dat van Dalí, geheimzinniger en voller. Als ik een erfgenaam mag noemen, dan kom ik uit op James Ensor, de Belgische kunstenaar.

James Ensor is net als Jeroen Bosch behept met een bizarre fantasie. Hij zet zich net als Bosch af tegen het establishment en identificeert zich met de Jezusfiguur. De evenknie van De Hooiwagen is het monumentale meesterwerk van James Ensor, De intocht van Jezus Christus in Brussel, gedateerd 1889.
James Ensor schildert eveneens een mensenmassa die op drift is. Jezus rijdt op een ezeltje, middenin de stoet, en wordt eigenlijk door niemand opgemerkt, net als de Jezus in de wolken boven de hooiwagen bij Jeroen Bosch. De kijker kent het verhaal van de intocht van Jezus in Jeruzalem en weet dus al dat de massa zich even later tegen Jezus zal keren en zal scanderen: ‘Kruisig hem’.
De stoet van James Ensor bestaat uit clowns, gemaskerde figuren, soldaten in uniform, skeletten, levende doden; een burgemeester verwelkomt en een dikke bisschop gaat als tambour-maître voor de processie uit. Staat en kerk zijn vertegenwoordigd, net als in de processie van De Hooiwagen. Maskers spelen in het oeuvre van Ensor een belangrijke rol. Zoals Jeroen Bosch het leven ziet als een schouwtoneel, zo beziet James Ensor het leven als een maskerade. Hij hekelt de hypocrisie.

4.2 SALMON RUSHDIE

Afbeelding 8. Ruben van Veen; De virtuele verlosser, 2016

In de eeuwen na Lof der Zotheid hebben heel wat schrijvers de loftrompet gestoken over een eigenschap die meestal ondergewaardeerd wordt. Zo schreef Enzensberger Lof der Inconsequentie, Simone de Beauvoir Lof der Dubbelzinnigheid, Milikowski Lof der Onaangepastheid, Arnon Grunberg schreef zelfs Een Nieuwe Lof der Zotheid – De mensheid zij geprezen.
Deze schrijvers laten steeds de andere kant van de medaille zien en benadrukken de waarde van iets dat maatschappelijk niet in aanzien staat, traagheid, inconsequentie, naïviteit, dubbelzinnigheid, twijfel. Ze kunnen beschouwd worden als erfgenamen van Erasmus, maar hun werk heeft de gemoederen toch minder geschokt dan Erasmus’ Lof der Zotheid. Als ik een erfgenaam van de schrijver van Lof der Zotheid mag noemen, dan kom ik eerder uit bij Salman Rushdie.

Met zijn De Duivelsverzen schreef Salman Rushdie een paradoxale lof op immigratie, op vermenging, op mélange, op hybride vanuit het perspectief van de migrant. Rushdie schrijft vanuit de overtuiging dat massamigratie een verrijking kan betekenen. Hoofdpersonen in The Satanic Verses zijn aardsengel Gabriël en de Duivel, twee zielen in één borst. Het is geschreven in een bloemrijke taal; een boek over hartstocht, liefde, bedrog en trouw. Het is een ode aan ‘our mongrel selves’. De profeet Mohammed speelt een dubbelzinnige rol in het boek en dat vooral werd hem door de fundamentalistische machthebbers in Iran kwalijk genomen. Ayatollah Khomeini oordeelde dat het een godslasterlijk boek was en verklaarde de Indiaas-Britse schrijver vogelvrij, een fatwa.
Geen boek heeft de afgelopen eeuw zoveel woede opgewekt als deze Duivelsverzen. De titel is ontleend aan de Duivelsverzen in de Koran en alleen daarom al onacceptabel voor eenkennige moslimtheologen. De parallellen met Erasmus en de reactie van zijn dogmatische opponenten destijds liggen voor het oprapen.
Erasmus verdedigde zich door te verwijzen naar Vrouwe Dwaasheid; niet hij sprak, maar deze godin. Zo kon Rushdie verwijzen naar het fictieve karakter van zijn roman. Niet zijn woorden, maar de woorden van zijn romanfiguren. Erasmus beriep zich op zijn christelijk geloof. Rushdie toonde zijn respect voor de Islam in In Good Faith. Destijds de Paus en veel later de Ayatollah trapten daar niet in. De boeken werden op de Index van verboden boeken gezet, dat geldt voor De Duivelsverzen nog steeds in diverse landen. Twee jaar geleden kreeg Rushdie alsnog de rekening betaald, na jaren ondergedoken te hebben gezeten. Hij werd neergestoken door een extremist. Rushdie slaat terug met het boek Mes, een prachtig pleidooi voor het vrije woord.

HOOFDSTUK 5

JHERONIMUS, HIER en NU

Afbeelding 9. Portret van Jheronimus Bosch, 1550

Stel dat Jheronimus met zijn schildertalent nu zou leven, welke ‘Hooiwagen’ zou hij dan nu schilderen?
Hem een beetje kennend, vermoed ik dat hij zou beginnen met het rechterpaneel. Op dat paneel schilderde hij 500 jaar geleden de lotsbestemming voor ieder die zich had laten meeslepen in de manie voor het hooi; afgrijselijke taferelen uit de hel. Ik vermoed dat hij nu de klimaatcrisis in aangrijpende beelden op het paneel zou zetten; de oververhitting van de aarde door overmatige uitstoot van CO2, de enorme bosbranden, de droogtes, de tornado’s, het smelten van de ijskappen en gletsjers, de metershoge stijging van de zeespiegel, de overstromingen. Apocalyptische beelden van Bijbelse proporties. Daarin zou hij zich uitleven.
Vervolgens zou Jeroen Bosch beginnen aan het linkerpaneel. Misschien zou hij wel kiezen voor het perspectief van de astronaut, die uit zijn ruimteschip het kwetsbare bolletje van de aarde ziet in het onmetelijke heelal. Een adembenemend beeld van de schepping die nog steeds niet helemaal doorgrond wordt. Die oerknal blijft een raadsel en wat was er in de tijd voor de oerknal? Of was er toen nog geen tijd? In ieder geval geen magische dag waarop God Eva uit Adam schiep, zoals Jeroen Bosch 500 jaar geleden nog geloofde.

Wat zou Jeroen Bosch schilderen op het middenpaneel wanneer hij nu de dwaasheid en de verslaving zou willen typeren? De christenen geloven niet meer in de hemel en de hel. De socialisten geloven niet meer in de heilstaat. Voor zover er nog een geloof is, dan is het het geloof in de noodzaak van economische groei. We hebben onze economie wereldwijd zo ingericht dat we wel moeten groeien. Hoewel er al vijftig jaar wordt gesproken over ‘de grenzen van de groei’, de uitputting van de planeet, de eindigheid van fossiele brandstoffen, de economie van ‘het genoeg’, toch is de groei onstuitbaar.
We hadden eerst de turf, daarna de kolenmijnen, de olie, het gas om de economie aan te zwengelen. Nu zijn de techbedrijven leidend. Europa groeit, Amerika groeit, China groeit, India groeit. Als de groei even hapert, wordt de noodklok geluid. Niemand wil achterblijven. Toen de groei tijdens de coronacrisis stagneerde, werd er met man en macht 90 miljard alleen al in de Nederlandse economie gepompt om de economie en de consumptie op peil te houden. Krankzinnig. De hebzucht in de wereld kent geen grenzen. De mensen worden dikker. De auto’s worden breder. Fietsen worden fatbikes. De wereld lijdt aan obesitas. Misschien zou Jeroen Bosch wel een vrachtwagen met pakketpost schilderen, pakketjes met tablets uit China, cosmetica uit India, smartphones uit Korea. De chauffeur van de pakketwagen is een arme arbeidsmigrant, achter de wagen rijdt Elon Musk in een Tesla limousine en aan de kant van de weg staan influencers op TikTok te applaudisseren.

En nu nog de buitenzijde. Waarmee zou hij nu de inwoners van ’s Hertogenbosch kunnen shockeren of hen een spiegel voorhouden? Wellicht een asielzoeker? Een mens met een koffer in de hand in plaats van een mand op de rug? Marskramers stonden in de tijd van Bosch net zo laag op de maatschappelijke ladder als migranten nu. Misschien moest hij zich wel als klimaatvluchteling uitdossen om het verhaal van het hedendaagse drieluik compleet te maken?
In ’s Hertogenbosch stemde vorig jaar bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer 25% van de kiezers op een politieke partij die vindt dat er geen ruimte meer is voor asielzoekers. Vol is vol. In de stad zijn momenteel 400 opvangplekken voor asielzoekers. Volgens de spreidingswet zouden dit er 900 moeten zijn, dus de rijke stad ’s Hertogenbosch loopt bepaald niet voorop. Dat is overigens het algemene beeld. De rijkere steden doen minder aan opvang dan de armere steden.
Ja, Jeroen Bosch zou zijn medeburgers een beetje jennen door zichzelf af te beelden als vluchteling. Zijn familie was uiteindelijk ook niet autochtoon Brabants en als gerespecteerd burger van de stad kon hij zich wel een geintje veroorloven.

HOOFDSTUK 6

ERASMUS, HIER en NU

Afbeelding 10. Eveline van Duyl; Erasmus, 2011

Stel, Erasmus wordt anno 2024 uitgenodigd een actuele Lof der Zotheid uit te spreken. Wat zou hij dan hekelen? Hij zou allereerst zijn ogen uitkijken over de stand van zaken in de wereld. In zijn tijd bestond zijn wereld uit Europa. Er zijn intussen twee grootmachten op het wereldtoneel bijgekomen, Amerika en China. Daar lijkt Vrouwe Dwaasheid ook te heersen. Met Trump de allergrootste dwaas, die aanbeden wordt door de helft van de Amerikaanse bevolking. En Xi, die inmiddels ook een bijna goddelijke status heeft.
In Europa zouden hem direct twee grote veranderingen opvallen in vergelijking met 500 jaar geleden. De kerkscheuring tussen de moederkerk en de Lutheranen en Calvinisten en Anglicanen heeft niet geleid tot het bloedbad en de ondergang die Erasmus vreesde. De christelijke kerken leven grotendeels vredig naast elkaar, al is de betekenis van de kerk in Europa enorm geslonken de afgelopen eeuwen. Een tweede grote verandering heeft plaats gevonden in de man-vrouw verhouding. In Erasmus’ tijd was Karel V de machtigste man van Europa. Alle vorsten waren mannen, ook alle theologen, juristen, schrijvers. Nu staat een vrouw aan het hoofd van Europa, Ursula von der Leyen. De vrouwenemancipatie heeft de afgelopen eeuwen de verhoudingen volledig veranderd.

Niet alles is anders. Er woedt weer oorlog in Europa, Rusland versus Oekraïne. Het nationalisme, dat Erasmus 500 jaar geleden al bespottelijk vond, is nog springlevend.
Een andere constante is de epidemie. In de jaren van Erasmus was het de pest, nu is het Covid dat de wereld kan platleggen. In Erasmus’ tijd werd de pest beschouwd als een beproeving van God, in onze tijd gaan er complottheorieën rond om de schuldvraag te beantwoorden.

Als Erasmus door Ursula von der Leyen zou worden uitgenodigd om een actuele Lof uit te spreken, dan zou hij zich opnieuw verkleden als Vrouwe Dwaasheid en om zijn toehoorders te prikkelen beginnen over het podium, Brussel of Straatsburg. Een normaal Parlement heeft aan één podium genoeg, maar het Europees Parlement is zo gek om te vergaderen op twee podia. Je moet wel dwaas zijn om zo veel geld te verspillen, nietwaar.
Vervolgens zou Erasmus, om het luchtig te houden, beginnen over het Eurosongfestival, het EK voetbal, de Olympische Spelen in Parijs.
Brood en Spelen is sinds de Romeinse Oudheid nog steeds dé manier om het volk rustig te houden. De grootste dwaas wordt toegejuicht bij het Eurosongfestival. De voetballer met een fopneus wordt bejubeld. De burgemeester in een wetsuit zwemt in de Seine om de kwaliteit van het water te bewijzen. Wat een gekkigheid allemaal! De opperste dwaasheid wordt toegejuicht.

Na een luchtig begin, wordt Erasmus grimmiger.
Bestaat Europa eigenlijk wel met al die verschillende hoofdsteden? Of is Europa een willekeurige verzameling van rivaliserende landen? Zo min mogelijk betalen en zo veel mogelijk profiteren, dat lijkt de gezamenlijke ideologie te zijn. Erasmus hekelt het nationalisme van regeringsleiders als Orban, Meloni en Schoof. ‘Eigen volk eerst’, dat is hun uitgangspunt. Erasmus maakt deze regeringsleiders belachelijk, regeringsleiders die zich beroepen op een christelijke traditie om daarmee moslims uit te sluiten. Hun identiteitspolitiek is gebaseerd op grenzen van landen die in de tijd van Erasmus nog helemaal niet als nationale eenheden bestonden. Hypocriet noemt hij het. Heerst de hypocrisie in Europa? Europa meet met twee maten, zoals alleen een dwaas dat overtuigend kan. De oorlogsmisdaden van Poetin worden in de zwaarst mogelijke termen veroordeeld en de oorlogsmisdaden van Netanyahu worden goed gepraat.

Als er iets dwaas is, dan is het wel oorlog. De grootste dwaas van allen is Poetin, hij is een oorlog begonnen die hij niet kan winnen tenzij door ook Rusland te vernietigen.
Vrouwe Dwaasheid citeert Erasmus: “Bijna elke oorlog vindt zijn oorsprong bij een of andere historische aanspraak van een heerszuchtige vorst op een lap grond. Dat kan iedereen wel doen. Welk volk is niet in de loop der tijd van zijn grond verdreven en heeft anderen verjaagd? Hoe vaak zijn er volksverhuizingen geweest? Hoe vaak is de macht van de ene natie op de andere overgegaan? Het zogenaamde recht dat een vorst heeft op land is gegeven omdat het volk ermee instemt, maar als ik me niet vergis kan datzelfde volk het ook weer afnemen.” (Adagia; IV 1,1).
Poetin is gevangen in zijn eigen Paleis; hij kan niemand vertrouwen; is bang vergiftigd te worden; hij heeft geen vrienden; zijn vrouw heeft hem al lang verlaten; hij kan niet op reis, kan niet op vakantie, hij heeft nachtmerries die hij aan niemand kan vertellen; zelfs zijn dokter is niet te vertrouwen.
Je moet wel dwaas zijn om zo’n vorst te willen zijn. In zijn kielzog zijn de generaals, de ministers, de oligarchen, de vazallen, de lakeien, de jaknikkers, de dienaren van de macht al even dwaas. Rusland telt naar voorzichtige schatting al 100.000 doden op het slagveld in Oekraïne, meest jonge mannen. Zelensky telde aan eigen zijde onlangs 31.000 dode militairen, daarnaast nog duizenden burgerslachtoffers, kinderen, vrouwen, ouderen. Hoeveel meer mensen moeten nog sneuvelen voordat er onderhandeld wordt?

Erasmus zal zijn Lof der Zotheid voor de Europese Commissie beëindigen zoals hij ook 513 jaar geleden zijn Lof beëindigde, en een lans breken voor de waarde van simpelheid, bescheidenheid, vredelievendheid, vergevingsgezindheid: “En daarom, mannen van dwaasheid. Leef zonder juk, drink u een ongeluk.”

HOOFDSTUK7

HIERONYMUS

Afbeelding.11. Jeroen Bosch; Hieronymus, 1500

Jeroen Bosch signeert zijn schilderijen met Jheronimus. Zijn vader had hem naar de kerkvader Hieronymus genoemd, geliefd in kringen van de Moderne Devotie. Bosch schilderde deze kluizenaar wellicht in opdracht van de Broeders van het Gemene Leven. Ook Erasmus was gehecht aan de heilige Hieronymus, voor hem een lichtend voorbeeld. Hieronymus combineerde als een heuse humanist de antieke cultuur én het christelijk geloof. Zowel Jeroen Bosch als Erasmus hadden bewondering voor de eenvoud, de levenswandel, de innerlijke geloofsbeleving van deze kluizenaar, die op het schilderij van Bosch een kruisbeeld omklemt.
In het sterfjaar van Jeroen Bosch, anno 1516, geeft boekdrukker Froben in Bazel de imposante Hieronymuseditie uit in negen delen. Eindredacteur is Erasmus. Hij had zich ontwikkeld tot de grootste kenner van deze kerkvader, al zijn overgeleverde brieven en teksten doorgespit, geredigeerd, van commentaar voorzien. Misschien dacht hij daar bij de drukpers in Bazel nog wel eens terug aan de Jheronimus die hij als jonge man in ’s Hertogenbosch had leren kennen.

GERAADPLEEGDE LITERATUUR

Erasmus
Erasmus
Sandra Langereis
Jos Koldeweij e.a.
Walter Bosing
Gary Schwarz
Ed Hoffman
Salman Rushdie
Salman Rushdie

Spreekwoorden, 2011
Lof der Zotheid, 2001 (vertaling Harm-Jan van Dam)
Erasmus Dwarsdenker, 2021
Jheronimus Bosch. Alle schilderijen en tekeningen, 2001
Bosch. Alle schilderijen, 2011
Jheronimus. De wegen naar hemel en hel, 2016
Kijken naar Bosch, 2022
De Duivelsverzen, 2022; 31e druk
Mes, 2024

AFBEELDINGEN

Afbeelding 1
Marc Mulders; Erasmusraam, 2016, glas-in-lood; Sint-Janskerk, Gouda
Een sterrenhemel, een pauw, doornen van grijs en in de onderrand een citaat:
‘Civis mundi sum’, Ik ben een wereldburger.

Afbeelding 2
Marc Mulders; Het laatste oordeel, 2006, glas-in-lood; Sint-Jans Kathedraal, Den Bosch
Boven de hemel, midden het vagevuur en onder de hel. Een foto van de terroristische aanslag op de Twin Towers (2001) is onderdeel van de hel.

Afbeelding 3
Jeroen Bosch; Ecce Homo, 1487
Collectie Städelsches Kunstinstitut, Frankfurt

Afbeelding 4
Jeroen Bosch; De Marskramer, 1516
Collectie Prado, Madrid

Afbeelding 5
Jeroen Bosch: De Hooiwagen, 1516
Collectie Prado, Madrid

Afbeelding 6
Emo Verkerk; Erasmus spot, 2015
Collectie Museum Gouda

Afbeelding 7
James Ensor; De intocht van Jezus Christus in Brussel, 1889
Collectie Getty Museum, Los Angeles

Afbeelding 8
Ruben van Veen; De virtuele verlosser, 2016

Afbeelding 9
Portret van Jheronimus Bosch, 1550

Afbeelding 10
Eveline van Duyl; Erasmus, 2011, kippengaas, purschuim, gaffeltape, neobont, textiel en garen
Collectie Museum Gouda

Afbeelding 11
Jeroen Bosch; Hieronymus, 1500
Collectie Museum voor Schone Kunsten, Gent